De ontdekking van de Kabababouters

In een mooi dorpje in de Belgische heuvels staat precies tussen de weilanden een mooi huis dat Maison Renard wordt genoemd. Het is een oude boerderij waar vroeger in de winter de koeien in de stallen stonden en in de zomer op het land. Maar omdat de boer te oud werd om de dieren te verzorgen, verkocht hij de boerderij aan mensen uit de stad. Die mensen hebben een grote hond met veel zwarte, bruine en witte haren en op het land laten ze nu paarden lopen. De hond bewaakt de boerderij en de mensen werken soms in de tuin.

Die mensen zijn eigenlijk de nieuwe boer en boerin. De nieuwe boer en boerin wonen niet altijd in de boerderij, omdat zij ook nog een huis in de stad hebben. Ook logeren er wel eens andere mensen in de boerderij, soms met kinderen, die dan ook in de tuin spelen. In de grote tuin waar wel dertig bomen groeien, staat een speelhuis voor kinderen met een glijbaan en schommels. Verderop in de tuin staat ook een grote trampo.

Eens op een keer kwamen de nieuwe boer en boerin met hun grote wagen met grote wielen die je niet hoeft te trekken of te duwen aan bij de boerderij. Zij brachten hun spulletjes snel naar binnen, want het was heel koud die dag. Als hun spulletjes binnen zijn, lopen de nieuwe boer en boerin altijd even de tuin in om samen te genieten van de rust en de natuur. De hond loopt dan altijd blij mee, want de hond is liever in de boerderij dan in het huis in de stad.

Het was hartje winter. Er was de dagen ervoor veel regen gevallen die had gezorgd voor een grote plas in de trampo . Het was die avond zo koud, dat de diepe plas op de trampo was bevroren en zo hard was geworden dat er een echt ijsvloertje lag. Toen de boer en boerin in het midden van de tuin stonden en tevreden om zich heen keken, konden zij hun ogen haast niet geloven.

Op de ijsvloer schaatsten kleine wezentjes die op mensen leken maar dan met een puntmutsje op. Zij hadden sjaaltjes om, hadden kleine maar dikke winterjasjes aan en maakten pirouetjes en andere capriolen op kleine houten schaatsjes. De kleine mannetjes en vrouwtjes genoten met volle teugen en waren goed te zien omdat het licht van de enige lantaarn in de buurt op het ijsbaantje scheen. Zij hadden niet gemerkt dat de nieuwe boer en boerin de tuin in waren gelopen.

Heel zachtjes schuifelden de nieuwe boer en boerin dichterbij totdat zij werden opgemerkt door een van de kleine vrouwmensjes met puntmutsje dat zich een hoedje schrok en riep: "ooooh, kijk daar...". Nu zagen de andere minimensjes met puntmutsjes de nieuwe boer en boerin ook. Zij stonden stokstijf van de schrik. Sommige schaatsertjes gleden nog even door.

Een van de kleine wezentjes stapte naar voren en zei: "Gegroet vrouw en heer. Mijn naam is Kaka, de opvolger van de grote Baba. Ik ben de nieuwe leider van de kabababouters, een vriendelijk volkje dat woont in het Grote Bos, hier verderop. Wij maken zonder te vragen gebruik van het ijs in uw tuin. Mijn welgemeende excuses daarvoor. Wij zullen weldra vertrekken. Hopelijk stuurt u niet uw grote dier op ons af."

Maar omdat de nieuwe boer en boerin zagen hoeveel lol de kabababouters hadden op het ijsbaantje, was de nieuwe boer helemaal niet boos en antwoordde: "Nee, heer Kaka, natuurlijk sturen wij onze lieve hond niet op jullie af. En omdat jullie zoveel plezier hebben op het ijs, mogen jullie wat ons betreft gewoon lekker doorgaan met schaatsen. Wij zullen jullie niet storen en gaan binnen bij de haard zitten."

De nieuwe boer en boerin gingen snel het huis in, keken af en toe door het raam naar buiten en spraken nog lang na over hun ontdekking. Alleen de hond bleef buiten om te kijken naar het schaatsfeestje en werd al snel vriendjes met de kabababouters.
Het was al laat in de avond toen de kabababouters moe maar voldaan naar hun Grote Bos teruggingen. De hond en de kabababouters zouden elkaar nog wel vaker gaan zien.